Fauna en Flora in Griekenland

               

Planten
De Griekse flora omvat ten minste 6000 soorten, waarvan er ca. 800 alleen in dat land voorkomen.
Lang geleden was Griekenland een zeer bosrijk land. Als gevolg van door de mens op grote schaal uitgevoerde ontbossing en roofbouw en de begrazing door geiten en schapen is daar nog maar een fractie van over. Hierdoor kon de erosie ongehinderd toeslaan wat leidde tot gebergtebodems met een dunne laag verweringsmateriaal waar bijna geen bomen meer kunnen groeien. De bestaande bossen worden nu door de regering beschermd en er vindt nu op grote schaal herbebossing plaats.
De meeste bossen zijn nog te vinden in het Pindosgebergte, waarvan de hellingen voornamelijk bedekt zijn met Griekse zilversparren en Corsicaanse dennen. Onder de 1200 meter vinden we vooral altijd groene steeneiken, kastanjebomen, Aleppodennen, pijnbomen en haagbeuken. Langs de rivieren staan platanen en populieren en onder de 500 meter groeien wingerd en olijfboom met daar tussendoor maquis (Grieks: lóngos), dicht struikgewas dat twee tot zes meter hoog wordt. In heuvelachtige gebieden ziet men vaak aardbeibomen, buksbomen, cipressen, johannesbroodbomen, laurieren, mirte en zwarte pijnboom. Brem kleurt in het voorjaar veel hellingen geel en ook cactussen, palmen en agaven zijn opvallende verschijningen.
Op droge kalksteenhellingen en op veel eilanden verandert het maquis in garrigue (fryganá), een warboel van stekelige struiken en geurige kruiden als tijm en lavendel. Op de steile hellingen in Noord-Griekenland valt voldoende neerslag voor de kermeseik, de beuk en de jeneverbes.
De olijfboom is de meest opvallende boom in het Griekse landschap. Deze boom levert al millennia lang hout en voedsel voor mens en dier. Corfu is voor 30% bedekt met ca. 4 miljoen olijfbomen.
Ongeveer een op de acht plantensoorten in Griekenland is inheems en komt soms maar op één eiland, één streek of zelfs maar één berg voor. Alleen in het voorjaar zijn anemonen, chrysanten, irissen, narcissen, krokussen en hyacinten te zien. Margrieten en papavers zijn ook nog wat later in het jaar te vinden. Veel voorkomende kruiden zijn tijm, basilicum, rozemarijn, lavendel, salie, mint en oregano.


Dieren
Door het gebrek aan bossen zijn er maar weinig grote zoogdieren. Het edelhert komt bijna niet meer voor; nog wel de ree en de gems, en verder wat wilde geiten op enkele eilanden en het wilde zwijn. In het noordwesten komen nog wolven voor, de jakhals is algemener. Ook wilde kat, steenmarter, otter, das en wezel worden nog aangetroffen, evenals, langs de kust, de monniksrob. De monniksrob wordt in deze regio echter met uitsterven bedreigd. Konijnen komen in Griekenland bijna niet voor, hazen daarentegen zijn vrij algemeen. In het noorden komt de vrij zeldzame siesel, een soort eekhoorn, voor.
Het aantal vogelsoorten in Griekenland bedraagt ca. 400, mede doordat Griekenland op een migratieroute ligt. In de bergen zijn steen-, slangen-, en dwergarenden, gieren en kleinere roofvogels te zien. Van de 39 in Europa voorkomende roofvogelsoorten zijn er maar liefst 36 gezien in Dadia-woud ten noorden van de Evros-delta bij de Turkse grens; o.a. de vale gier, de aasgier, de balkansperwer en de in Europa zeer zeldzame monniksgier. Op een eiland als Lesbos komt de zeldzame Eleonora's valk voor. Algemeen voorkomende vogels zijn uilen, waaronder de oehoe, ijsvogel, hop, wielewaal, specht, bijeneter en scharrelaar. In rivierdelta's of "wetlands" leven veel waad- en watervogels als aalscholvers, ibissen, lepelaars, tureluurs, zeldzame kroeskoppelikanen bij de Prespa-meren tegen de Albanese grens, ooievaars en flamingo's. Griekenland is ook een veel gebruikte tussenstop voor trekvogels die op weg zijn naar met name Noord-Afrika. Met name Kreta ligt op een ideale positie tussen Afrika en het Europese vasteland.
Bijzondere dieren zijn de Griekse landschildpad, de Moorse landschildpad en de alleen in Griekenland voorkomende landschildpad Testudo marginata; helaas komen er van deze soorten steeds minder voor. Kikkers, padden en niet-giftige slangen komen overal voor, evenals gekko's, kameleons en andere hagedisachtigen. Aan insecten en kevers vinden we veel soorten sprinkhanen, mestkevers, luidruchtige cicades, schorpioenen, duizendpoten. Griekenland kent verder één giftige spinnensoort.
Tot de zeebewoners behoren zwaardvis, makreel, tonijn en sardine, haaien, kreeften, inktvissen, schelpdieren en sponzen. In meren en bergstromen huizen karpers, alen en zoetwaterkreeftjes. Aan de rotskusten komen grote hoeveelheden zee-egels voor. Dolfijnen worden in de wateren rond Griekenland steeds zeldzamer.
Naast huisdieren als katten en honden heeft bijna elk gezin op het platteland wel een of meerdere geiten en of schapen, die de plattelandsbevolking voorzien van melk, kaas (feta) en wol. Het aantal schapen en geiten bedraagt meer dan 10 miljoen. In moeilijk begaanbaar terrein wordt nog vaak gebruik gemaakt van ezels, muilezels en paarden.
Er zijn drie nationale parken die in totaal ca. 52.000 ha groot zijn en op enkele eilanden liggen wat natuurreservaten. De staat van onderhoud van deze gebieden laat nogal te wensen over.

Home